Met het coronavirus en de oplopende zorgkosten heeft de Juiste Zorg op de Juiste Plek (JZOJP) een nog hogere noodzaak gekregen dan het al had. De drie pijlers waarop het beleid rust zijn het Voorkomen, Vervangen en Verplaatsen van zorg. In deze zomerserie kijken we in drie artikelen naar deze drie pijlers om te kijken wat de stand van zaken is, wat er wel werkt, wat er niet werkt, en wat nog nodig is om het beleid te laten slagen. In dit derde en laatste deel kijken we naar het verplaatsen van zorg, waarbij de focus ligt op het verplaatsen van ziekenhuiszorg.

 

Het verplaatsen van ziekenhuiszorg kan op verschillende manier gebeuren. Vanuit JZOJP is het belangrijkste doel om de zorg rondom de mensen (thuis) te organiseren, dus minder in het ziekenhuis en meer via de eigen huisarts of zelfs in eigen huis. Er zijn drie mogelijkheden voor het verplaatsen van zorg:

     1. Van de eerste- en tweedelijn naar zelfzorg

     2. Van de tweedelijn naar de eerstelijn

     3. Van de tweedelijn (specialisten) naar de tweedelijn (verpleegkundigen)

1.  Zorg uit het ziekenhuis en/of weg bij de huisarts naar mensen thuis

Door middel van technologie kan er steeds meer thuis worden opgelost. Dit gaat van digitale consulten tussen patiënt en arts (bijvoorbeeld door het opsporen van huidkanker middels een app) tot het volledig weghalen van zorghandelingen (zoals een zelfafnametest voor HPV, die tot een paar jaar geleden altijd door de huisarts afgenomen moest worden). Ook wordt er, indien mogelijk, steeds vaker gekozen voor thuisdialyse, wat voor de patiënt enorm scheelt in de belasting, maar tegelijkertijd ook vrije bedden oplevert in het ziekenhuis, waardoor er minder ziekenhuispersoneel nodig is.

In het vorige deel hebben we geschreven dat het verplaatsen van zorg door middel van technologie tijdens de coronacrisis een enorme vlucht heeft genomen. Met de verplaatsing van zorg kunnen veel (personeels)kosten bespaard worden. Niet alleen omdat het minder tijd kost en de belasting voor de patiënt lager ligt, maar ook omdat eventuele taxikosten van en naar het ziekenhuis wegvallen.

Wat betreft telemonitoring kan er nog een slag in worden gemaakt. Uit een recent rapport van de RVS blijkt dat er op dit moment een terugval plaatsvindt naar de oude gewoontes en dat er minder gebruik wordt gemaakt van de digitale mogelijkheden. De RVS adviseert VWS daarom met klem om door te pakken met het ontwikkelen van digitale zorg.

2.  Zorg uit het ziekenhuis naar de huisarts

Ook zijn de digitale consulten tussen huisarts en specialist geïntensiveerd – de zogeheten anderhalvelijnszorg. Hierdoor vinden er veel minder doorverwijzingen plaats, hetgeen scheelt in tijd en kosten. Dit vergt echter wel adequate samenwerking tussen alle stakeholders plus een duidelijke verantwoordelijke en goede vorm van data-uitwisseling. Daarbij moet er zorgvuldig gekeken worden of huisartsen niet te veel op hun bordje krijgen, en of de praktijkassistent meer handelingen kan gaan uitvoeren.

3.  Zorg in het ziekenhuis, van de medisch specialist naar de verpleegkundige

Door (zorg)handelingen die eerst door een specialist werden uitgevoerd nu door een andere zorgprofessional te laten uitvoeren, kunnen niet alleen kosten worden bespaard, maar heeft de specialist ook meer tijd en ruimte voor complexe vraagstukken. In het ziekenhuis neemt de physician assistant bijvoorbeeld zowel medische (kleine ingrepen) als niet-medische (diagnostiek en consultatie) handelingen over van de specialist.

Transformatiegelden nog niet optimaal benut

Doordat zorg vanuit het ziekenhuis wordt verplaatst, gaat het ziekenhuis ook inkomsten missen. De vraag is dus hoe dat inkomstenverlies opgelost gaat worden. Enerzijds hebben ziekenhuizen inkomsten nodig om met name de hoge personeelskosten te financieren, anderzijds zijn er met de verplaatsen van de zorg ook minder inkomsten nodig. Om deze transitie voor aanloop- en ontwerpfase financieel te kunnen overbruggen zijn de transformatiegelden in het leven geroepen. Hiervoor is in de hoofdlijnenakkoorden €425 miljoen beschikbaar gesteld. Deze gelden worden beheerd door de zorgverzekeraars.

Er blijkt echter dat er een ‘onderuitputting’ plaatsvindt met betrekking tot het gebruik van deze gelden. De NZa becijferde dat er in 2019 maar €42,5 miljoen is gebruikt, terwijl er €70 miljoen beschikbaar was voor dat jaar. Voor dit jaar is er €85 miljoen beschikbaar. Volgens de minister zijn ziekenhuizen en verzekeraars op dit moment bezig om te kijken hoe de gelden beter ingezet kunnen worden. Zo zijn er vanuit de ziekenhuizen geluiden dat het vrij lastig is om een aanvraag in te dienen, mede omdat elke zorgverzekeraar andere eisen stelt – er mist dus ‘congruentie tussen de verzekeraars’.

Verplaatsen van zorg betekent verplaatsen van vergoeding

Wanneer zorg verplaatst wordt, kan dit tevens betekenen dat de vergoeding van deze zorg verschuift van het ene naar het andere domein en de daaraan gerelateerde (stelsel)wet. Zorg die straks niet meer door een medisch professional gegeven wordt, maar door een sociaal professional (thuis) zou dan zomaar eens niet vanuit de Zorgverzekeringswet (Zvw), maar vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) of de Wet langdurige zorg (Wlz) vergoed worden. De inhoud van de financiële potjes van deze laatste twee staan aan het begin van het jaar al vast en kunnen door het verschuiven van zorg in de knel komen. Het is dan ook aan alle partijen om niet blind zorg naar elkaar toe te schuiven, maar ook goed af te spreken wie wat betaalt of wie wat krijgt. Zonder samenwerking en afstemming heeft het verplaatsen een averechts effect, waarbij de patiënt niet de gewenste zorg krijgt en de zorgkosten alsnog niet beter worden beheerst.