Digitale gezondheid, e-health en soortgelijke termen zijn momenteel buzzwords in de zorg. Uit de e-healthmonitor 2022 blijkt dat er goede stappen zijn gezet voor het vergroten van de inzet van digitale of hybride zorg en dat meer zorgverleners positief staan ten opzichte van de mogelijkheden van dergelijke zorg. Dankzij de snel voortschrijdende digitalisering zijn er ook steeds meer opties voor e-health. Denk onder meer aan thuismonitoring van patiënten met chronische ziekten, beeldbellen, medicijndispensers, de inzet van AI en grote aantallen apps en activity trackers. Wat zijn de belangrijkste conclusies uit de monitor?

Meer zorgverleners zijn positief over de mogelijkheden van digitale zorg (e-health). Dat blijkt uit de jaarlijkse E-healthmonitor van het RIVM (pdf), Nivel en het National eHealth Living Lab (NeLL) en de begeleidende brief (pdf) die minister Kuipers aan de Kamer stuurde. De monitor laat ook zien dat in 2022 meer zorgverleners gebruikmaakten van digitale middelen dan in 2021.

Samenstelling e-healthmonitor 2022

De E-healthmonitor volgt de ontwikkeling van e-health in de zorg en wordt in opdracht van VWS uitgevoerd door het RIVM, samen met het Nivel en het NeLL. Sinds 2013 worden elk jaar cijfers over het gebruik en ervaringen van zorggebruikers en zorgverleners verzameld, maar ook is er aandacht voor wat er achter de cijfers zit, door met zorgverleners, zorggebruikers en andere belanghebbenden gesprekken te voeren. De E-healthmonitor 2022 bestaat uit drie onderdelen:

  • Kwantitatief onderzoek over het gebruik en de waardering van digitale zorg via panelonderzoek bij het NIVEL en de KNMG. Ook is gebruik gemaakt van data uit bestaande databases, zoals Vektis.
  • Twee kwalitatieve onderzoeken bedoelt als verrijking en nadere duiding van de kwantitatieve analyse:
    • Een onderzoek onder gebruikers van ondersteuning voor digitale toepassingen bij bibliotheken;
    • Een onderzoek onder zorgprofessionals en -gebruikers naar hoe digitale zorg de kwaliteit van zorg kan verbeteren bij dementie-en oncologische zorg.

Hieronder gaan wij in op de belangrijkste conclusies van de monitor.

Houding van zorgverleners over digitale zorg is positiever

Het gebruik van digitale toepassingen is nog steeds groot en de houding van zorgverleners over digitale zorg is positiever. In 2022 maakten zorgverleners meer gebruik van digitale middelen dan in 2021. Zo steeg het aantal zorgverleners dat gebruikmaakt van beeldbellen van 55% in 2021 naar 58% in 2022.

Zorgverleners zijn neutraal tot licht positief over de invloed van digitale toepassingen op de zorgkosten, de werkdruk, het werkplezier en de kwaliteit van zorg. Ook vindt de meerderheid van de artsen dat digitale zorg voldoende aandacht krijgt in het beleid van hun organisatie en de helft voelt zich voldoende betrokken bij de implementatie van digitale zorg.

De meningen van zorgverleners zijn echter verdeeld over de mate waarin digitale zorg schaarste van zorgpersoneel en kosten van zorg kan beïnvloeden. Het merendeel van de artsen vindt ook dat patiënten nog onvoldoende worden betrokken bij de implementatie van digitale zorg. Dit blijft de komende periode dan ook een aandachtspunt.

Voor digitale communicatie wordt het e-consult (digitaal schriftelijk consult) het meest ingezet door zorgverleners. Ongeveer de helft van de zorgverleners gebruikt beeldbellen. Binnen de diverse digitale toepassingen zijn er echter verschillen.

Telemonitoring

Voor telemonitoring is het gebruik over de gehele groep van zorgverleners gedaald ten opzichte van de meting in 2021 (30% versus 49% bij huisartsen en 16% versus 19% versus bij medisch specialisten (al is deze laatste daling natuurlijk miniem). Een mogelijke reden zou kunnen zijn dat er in 2022 minder COVID-gerelateerde telemonitoring nodig was. Voor patiënten met een hart- of longaandiening wordt telemonitoring juist meer ingezet.

Beschikbaarheid patiëntportaal

Ten opzichte van 2021 nam het percentage huisartspraktijken dat patiëntportalen aanbiedt in 2022 toe van 79% naar 88%. Hierin hebben patiënten toegang tot hun medische gegevens, kunnen ze herhaalrecepten aanvragen of een afspraak maken. Data uit de Versnellingsprogramma’s Informatie-uitwisseling Patiënt en Professional (VIPP) laat zien dat per september 2022 96% van de huisartsenpraktijken en 74% van alle instellingen voor medisch specialistische zorg zijn aangesloten bij MedMij. Dit betekent dat ze via een persoonlijke gezondheidsomgeving (PGO) data kunnen delen met patiënten.

Het daadwerkelijk gebruik van PGO’s is in 2022 echter nog beperkt en zal dus moeten groeien. In november 2022 heeft minister Kuipers immers de Tweede Kamer het Informatieplan VWS 2023-2027 (pdf) aangeboden waarin de prioriteiten van VWS beschreven staan op het gebied van digitalisering en informatisering voor de komende 5 jaar. In dit visiestuk 2023-2027 wordt een pleidooi gehouden voor het gebruik van PGO’s als aanvulling op VIPP.

Veel ziekenhuizen en zelfstandige medische klinieken werken op dit moment aan het behalen van de 5%-norm van VIPP 5 voor het gebruik van PGO’s door patiënten en cliënten. De meeste deelnemende ziekenhuizen, categorale instellingen en klinieken zijn nu vindbaar vanuit een PGO. Hiermee is een belangrijke eerste stap gezet. Nu moeten zij patiënten stimuleren om PGO’s ook echt te gaan gebruiken. De volgende belangrijke deadline is namelijk 30 juni 2023. Zorginstellingen moeten dan kunnen aantonen dat in een periode van 30 dagen minimaal 5% van hun patiënten gegevens heeft opgehaald via een PGO.

Onderzoek bij bibliotheken

Bibliotheken bieden cursussen aan waar mensen leren omgaan met digitale middelen. Voor de E-healthmonitor zijn de ervaringen met de cursus DigiVitaler onderzocht. Vooral ouderen komen op de cursus af. Zij gaven aan dat er diverse redenen zijn waarom zij hulp zoeken voor het gebruik van digitale zorg. De drie belangrijkste zijn: voorbereid zijn op de toekomst, zelfredzaam zijn, en omdat ze er in de zorg mee te maken krijgen. Samenwerking tussen bibliotheken en andere organisaties binnen het sociaal en medisch domein, zoals gemeenten, onderwijs en huisartsenpraktijken, kan helpen om ook andere groepen in de samenleving te bereiken.

Afhankelijk van de doelgroep zou er wel meer ondersteuning op maat moeten zijn. Ook worden nog lang niet alle doelgroepen, zoals jongeren en laaggeletterden, bereikt. De bibliotheek is ook niet voor iedereen een logische vindplaats voor deze ondersteuning.

Onderzoek rond dementie- en oncologische zorg

Uit dit onderzoek kwam naar voren dat er mogelijkheden zijn om de digitale zorg patiëntgerichter, efficiënter en flexibeler te maken. Voor ouderen of anderstaligen is het gebruik van digitale middelen minder makkelijk.

Oncologische zorg

Uit het kwalitatieve onderzoek komt naar voren dat er binnen de darmkankerzorg mogelijkheden zijn om de zorg met behulp van digitale middelen patiëntgerichter, efficiënter en flexibeler te maken. Daarbij moet speciale aandacht worden besteed aan groepen, zoals ouderen of anderstaligen, die digitale middelen minder makkelijk gebruiken. Voor darmkankerzorg liggen de mogelijkheden vooral in de ‘hybride zorg’ – een combinatie tussen fysieke zorg en digitale zorg. Zo kan een intakegesprek in het ziekenhuis, als voorbereiding op een kijkonderzoek, vervangen worden door een digitale afspraak. Ook kunnen patiënten bepaalde zaken vanuit huis doornemen, voorbereiden of meten.

Al met al kan men volgens het IKNL concluderen dat de coronapandemie, ondanks alle ellende, de Nederlandse kankerzorg veel goede dingen heeft gebracht. Bij de uitbraak in 2020 bleken behandelaars, patiëntenorganisaties, beleidsmakers opeens allemaal snel te kunnen schakelen: ze waren beschikbaar, flexibel en de lijntjes waren kort. Oncologen verenigden zich in appgroepen en afspraken met patiënten konden plaatsvinden via een videoconsult of telefonisch.

Dementiezorg

Voor de dementiezorg zien ondervraagden vooral mogelijkheden om met behulp van digitale middelen de veiligheid en het welzijn van patiënten te vergroten en tegelijkertijd tijd te besparen. Volgens de E-healthmonitor zou de communicatie tussen zorgverleners onderling en met mantelzorgers kunnen worden verbeterd via online communicatie. Er worden tal van mogelijkheden gezien om met digitale middelen de dementiezorg te verbeteren; zo kan een trainings- en coaching-module in het patiëntportaal patiënten en mantelzorgers ondersteunen.

Echter, omdat op dit moment psychosociale en technologische interventies nog onvoldoende hun weg naar de praktijk lijken te vinden heeft Alzheimer Nederland in september 2022 drie miljoen euro vrijgemaakt voor onderzoek naar de ontwikkeling van meer e-health oplossingen voor mensen met dementie.

Aanbevelingen

Uit de E-healthmonitor 2022 komen de volgende aanbevelingen naar voren:

  • Neem inzichten uit bestaand onderzoek mee bij de uitwerking van het IZA en het programma Wonen, Ondersteuning en Zorg voor Ouderen (WOZO). In dit laatste programma spelen digitale hulpmiddelen een belangrijke rol bij de ondersteuningsbehoefte die ouderen, mantelzorgers en personeel hebben. De komende jaren is het IZA  leidend in wat er nodig is voor het opschalen van digitale zorg.
  • Besteed meer aandacht aan digitale vaardigheden van professionals en zorggebruikers en de motivatie van mensen om ermee aan de slag te gaan.
  • Versterk de verbinding tussen het aanbod van de bibliotheken en het sociaal- en medisch domein.
  • Zorg voor het betrekken van zorgprofessionals en patiënten bij de transformatie naar hybride zorg; zij hebben vaak waardevolle inzichten die onvoldoende worden benut.

Tot slot laten reacties vanuit het veld op de huidige monitor zien dat er onder andere behoefte is aan inzicht in de mate waarin digitalisering is opgenomen in richtlijnen en standaarden van beroepsbeoefenaren, in bekostiging en verdienmodellen, in best practices en in effectiviteitsonderzoek.

Kuipers sluit zijn brief aan de Kamer af met de beschouwing dat ten aanzien van de keuze om telemonitoring al dan niet in te zetten hij het van belang vindt dat deze bewust wordt gemaakt. Daarmee bedoelt hij dat als er voor een fysiek gesprek wordt gekozen, dit moet worden ingegeven omdat patiënt en arts samen vinden dat dit de beste manier van zorg is en dus niet ‘omdat het weer kan’. Dit standpunt komt overeen met een onlangs gepubliceerd visiedocument van het Amsterdam UMC waarin staat dat in 2025 contact tussen de patiënt en het Amsterdam UMC in principe alleen digitaal plaatsvindt, tenzij de patiënt nadrukkelijk vraagt om een fysiek ziekenhuisbezoek of daar inhoudelijke redenen voor zijn.

De E-healthmonitor van 2023 zal aansluiten bij de afspraken die veldpartijen met de overheid maken, om zo bij te dragen aan de transitie van oorspronkelijk reguliere zorg naar een duurzaam zorgsysteem. Hierin wordt kwalitatief hoogwaardige zorg verleend, digitaal waar het kan en fysiek als het moet.

 

Bron: MTN, Ministerie van VWS, Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ), Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), Zorginstituut Nederland (ZIN), Amsterdam UMC, Elisabeth-TweeSteden Ziekenhuis, ICT & Health