Aan pilots in de zorg geen gebrek. Ook niet aan technologische ontwikkeling, ideeën en faciliteiten waar het gaat om technologische innovatie en de Nederlandse gezondheidszorg. Maar ondanks veel succesvolle pilots en goede wil blijkt bredere implementatie en opschaling keer op een keer een probleem.

Veelvuldig wordt de coronacrisis gezien als het ultieme en onomkeerbare momentum van de broodnodige digitalisering van de zorg. Recent riep VWS minister Helder nog op om dat momentum vast te houden, gewoon gaan ‘doen en doorpakken’. De benodigde technologie die een sleutelrol wordt geacht te spelen bij de transformatie van zorg is er immers al. Waar wachten we nog op?

Technologische Innovatie sleutelrol bij broodnodige zorgtransformatie

Inmiddels is wel duidelijk dat de beperkende factor niet de technologische ontwikkeling an sich is. Veel benodigde technologie is beschikbaar en ontwikkeling gaat snel. Dusdanig snel dat het de kunst is om de organisatie van zorg voldoende snel te laten mee bewegen als ook de financiering en wet- & regelgeving, om zo optimaal te kunnen implementeren. Die kloof qua verschillende snelheden wordt steeds meer zichtbaar, met alle gevolgen van dien. Immers, met de alsmaar groeiende zorgvraag en vergrijzende populatie kan het implementeren van innovatie niet iets vrijblijvends zijn dat er een beetje ‘bijhangt’. Duidelijk is dat technologie een sleutelrol speelt bij de broodnodige transformatie van de zorg. Feit is echter ook dat niet iedere organisatie even ver is qua ‘innovatievolwassenheid’. En innoveren betekent dat je dingen anders durft aan te vliegen die vervolgens ook fout kunnen uitpakken. Nieuwe dingen doen betekent ook andere dingen stoppen.

Het draaien van een pilot, veelal in samenwerking met andere partijen, kan niet alleen de potentiële meerwaarde als uitkomst aantonen, maar ook inzicht geven in de praktische implicaties. Daarom is het zo jammer om te zien dat er veel pilots worden gedaan die succesvol worden bevonden, maar dat het veelal daarbij blijft en opschaling niet van de grond komt. Wat moet er dan gebeuren?

Wie moet de kar trekken?

Zowel vanuit het ministerie van VWS als ook vanuit de zorgverzekeraars (en eigenlijk alle betrokken partijen) klinkt de roep om te stoppen met focus op het doen van lokale pilots en te starten met het serieus opschalen. Zo roept de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) op om landelijke criteria vast te stellen voor toekennen transformatiegelden en pleit zij er verder voor om bij de nieuwe zorgakkoorden vooral harde afspraken te maken over hoe de zorg te vernieuwen. Verzekeraars zouden volgens de NZa meer “congruent” moeten handelen. En ook partijen uit de markt vragen om meer regie; zo riep FME zorg bijvoorbeeld dit voorjaar op om de coördinerende rol van VWS verder te versterken.

Het laat allemaal zien dat met ons decentrale stelsel met individuele zorgaanbieders en zorginkopers het erg lastig is om flinke stappen te zetten. Dit alles vraagt dan ook om het smeden van duurzame coalities met een praktische blik. Het impliceert ook om op tijd met zorgverzekeraars samen na te denken over een betreffend business model achter de innovatie, in plaats van standaard volume maal prijs.

De vraag is welke prikkels nodig zijn en wie of wat de kar moet gaan trekken. Er zijn immers een aantal dossiers die een grote rol spelen bij technologische innovatie in de zorg en die vragen om regie. Zou gaf Minister Kuipers van VWS recent aan de Tweede Kamer aan dat hij sterkere prikkels in het (bekostiging)systeem wil om te investeren in de implementatie en opschaling van AI-toepassingen voor de zorg. Daarbij betwijfelt hij echter of het ook de overheid moet zijn die de regie op zich moet nemen daar waar het gaat om databeschikbaarheid. Al ziet hij ook dat veel gegevens in de praktijk steeds weer opnieuw moeten worden ingetikt en dat de systemen van zorgaanbieders allemaal eilandjes zijn die nauwelijks dezelfde taal spreken. Daarom ook dat Kuipers haast heeft met de behandeling van de Wet elektronische gegevensuitwisseling in de zorg (Wegiz), al is er meer nodig om zaken echt versneld in beweging te krijgen.

Kosten en baten vallen niet op zelfde plek

Op stelselniveau wil de minister werken aan betere randvoorwaarden om te investeren in implementatie en opschaling van technologie in de zorg, zo liet hij onlangs aan de Kamer weten. Probleem is echter dat de kosten van investering in innovatie veelal niet op dezelfde plaats wordt gevoeld als waar de opbrengst valt. Zo kan het zijn dat de zorgaanbieder moet investeren terwijl de baten vooral voor de zorgverzekeraar zijn, of zelfs binnen zorginstellingen waar op afdelingsniveau de uitwerking verschillend kan zijn. Nog los van het feit dat ziekenhuizen nauwelijks de investeringsruimte hebben om zorgvernieuwing mogelijk te maken. Er is dus meer nodig, bij alle spelers, om implementatie van technologische innovatie optimaal te laten renderen.

Een goed voorbeeld hiervan is preventie en de rol die digitale ondersteuning daarbij speelt. Dat laatste is enorm in opkomst en er zijn veel mooie ontwikkelingen (en pilots!) in de diverse regio’s, maar financiering blijft lastig. Populatiebekostiging over alle schotjes heen is dan ook een vereiste wanneer je gezondheidsdoelstellingen wilt koppelen aan financiering. Wellicht is hier op korte termijn de grootste winst te behalen.

En laten we vooral de huidige druk van de arbeidsmarkt niet vergeten. Op Schiphol krijgt men de passagiers niet meer verwerkt, restaurants sluiten van armoe maar een paar dagen extra per week en een aannemer hoef je al helemaal niet meer te bellen. In hoeverre is versneld opschalen van innovaties dan realistisch als we dagelijks merken dat er niet genoeg arbeidskrachten zijn? Terwijl diezelfde innovaties juist na implementatie de druk op de zorgmedewerkers moeten kunnen verlagen.

Het is de vraag of en op welke manier het Integraal Zorgakkoord in dit alles kan helpen. De gesprekken hierover lopen nog, maar zijn uiteraard lastig, al is het alleen maar omdat er erg veel partijen bij betrokken zijn. Veel van die partijen moeten vooral hun achterban tevreden houden en dat maakt het allemaal niet bepaald makkelijk aan de onderhandelingstafel. Zeker niet als je op eigen kosten en voor eigen risico veranderingen moet doorvoeren waarvan de voordelen vooral bij de betalers vallen.

 

Bron: MTN